
Perspectief
Meer dan de helft van de wereldbevolking woont in een stedelijke omgeving. Sinds maart 2020 werd aan meer dan 4,5 miljard mensen opgedragen om thuis te blijven om zo de verspreiding van het Covid-19-virus tegen te gaan. Met als gevolg: het verkeer stopte, de straten liepen leeg en we konden de vogels terug horen fluiten. De meerderheid van de mensen woont in een appartementsgebouw en elke reis naar buiten is zowel een fysieke als een mentale expeditie geworden: masker = check; handdesinfecteermiddel of handschoenen = check. Daarbij brengen sommigen nu 24 uur op 24 door in hun woonomgeving en zoeken naar een evenwicht tussen rondrennende kinderen - omdat de scholen gesloten zijn – en het succesvol voltooien van de werkuren. Voor sommigen is de isolatie een eenzame en deprimerende periode geweest door de sociale afstand die ons beperkt in al het face-to-face menselijk contact, terwijl anderen juist genieten van hun extra vrije tijd en van de gelegenheid gebruik maken om tijd door te brengen met hun familie, 'vergeten' hobby's weer op te pakken, enz.
Hoe kunnen we, nu de Europese landen hun maatregelen versoepelen, de veiligheid van onze straten en openbare ruimten waarborgen? Hoe garanderen we in het geval van een nieuwe golf of klimaatcrisis dat onze gebouwen de fysieke en mentale gezondheid van de mensen beschermen? Tijdens deze pandemie leven we in een "real time laboratorium", moeten we daarom niet van de situatie gebruik maken om onze manier van leven, zorg, leren en werken te heroverwegen richting een meer duurzame en veerkrachtige toekomst?
De lockdown was het internationale antwoord voor het verlagen van de infectiecurve van het Covid-19 virus. Binnenshuis combineren we nu onze werk- en woonactiviteiten, vaak zonder dat er een eigen buitenruimte is om te ontsnappen. Tijdens de lockdown gaven balkons – zelfs niet functionele – mensen de vrijheid om te genieten van frisse lucht, uitzicht op natuur en de mogelijkheid op interactie met buren zonder zich zorgen te maken over besmetting. De geluksvogels hebben een tuin of een (voldoende groot) balkon, maar verschillende onder ons hebben niet altijd de toegang tot een eigen buitenruimte of een park op loopafstand. De vermindering van toegang tot de natuur en “parken die alleen toegankelijk zijn voor de bewoners” om onnodige lange-afstandsritten te vermijden, hebben de sociale verschillen blootgelegd.
Maar we moeten toegeven dat, hoewel het leven onder de lockdown een vinger heeft gelegd op het gebrek aan toegang tot de buitenruimte, het ook de globale luchtkwaliteit heeft verbeterd, de straten minder luidruchtig zijn en de mensen elkaar meer ondersteunen. Moeten we het dus zien als een kans om onze samenleving te herzien?
Geïsoleerd zijn is een stressvolle situatie die angst, depressie, spanningen, enz. met zich meebrengt. De mogelijkheden om even te ontsnappen en te gaan lopen in een park, te tuinieren of gewoon een frisse neus te halen, zijn manieren om het gespannen gevoel even te vergeten. In het algemeen is toegang tot de natuur – visueel en fysiek – een belangrijke factor die bijdraagt aan onze fysieke, emotionele en mentale gezondheid, maar misschien nog wel meer in een pandemie-tijdperk.
De invloed van de natuur op de gezondheid is geen nieuwe ontdekking. De wetenschappelijke wereld – inclusief het onderzoek door Ulrich in 1984 – heeft aangetoond dat de natuur onze mentale en fysieke gezondheid ten goede komt: vitamine D, fysieke lichaamsbeweging, bestrijden van diabetes, hart- en vaatziekten, vermindering van mentale vermoeidheid en stress, enz. Daarnaast, op lange termijn, is er ook sprake van een positief effect op economisch vlak: doordat de kwetsbaarheid van mensen vermindert door een gezondere omgeving, dient er minder geld te worden uitgegeven aan sociale gezondheidszorg en medische rekeningen.
Sinds de laatste maanden hebben we gezien dat de populariteit van parken is geëxplodeerd. Voor degenen onder ons die er toegang toe hebben, zijn parken een uitlaatklep: ze bieden een fysieke en mentale verlichting tijdens het 24 uur op 24 binnenshuis doorbrengen. Ook al zijn de paden verstopt en blijft de stress van besmetting bestaan – speeltuinen zijn gesloten, mensen moeten zich blijven bewegen, het is verboden om op banken te zitten – toch hebben we ook hier een aantal creatieve en innovatieve manieren bedacht om de verbinding met fauna en flora te behouden: van zonnebaden aan het raam tot het kweken van groenten op het balkon. Of zelfs door wandelingen doorheen straten met bomen worden we getrakteerd op een bescheiden dosis natuur. Met andere woorden, we vinden, elk op onze eigen manier, natuur in onze gemeenschappen.
Hebben we fysieke afstand verward met sociale afstand? Fysieke afstand is inderdaad noodzakelijk voor het waarborgen van onze veiligheid, maar ten voordele van ons eigen welzijn moeten we onze sociale verbinding blijven onderhouden en stimuleren, en dit binnen onze woon-, werk-, leer- en zorgomgevingen.
Co-housing is een voorbeeld van een levende typologie samengesteld door een diverse gemeenschap waar sociale interacties kunnen worden behouden, waardoor het gevoel van isolement vermindert en een gezondere mentale toestand wordt ervaren. Gedeelde voorzieningen zijn flexibele ruimtes met een adaptieve programmering, of ze nu binnen of buiten zijn. De slogan “alleen samen” heeft hier een sterkere betekenis.
Hetzelfde geldt voor onze werkplek. Na meer dan drie maanden thuiswerken, beginnen we ons af te vragen: “Wat zijn de voordelen om op kantoor te werken?”. Maar wat we op onze werkplek zoeken is niet alleen een bureau om aan te zitten en onze taken uit te voeren, het is ook een plek die zorgt voor een sociale verbondenheid, een uitwisseling van ideeën, gezamenlijke oplossingen voor problemen, enz. Tegenwoordig ontwerpen architecten werkruimtes die van ons allemaal zijn (buitenruimtes zoals daken, patio’s, terrassen, lounges), en zoals de architect Jeanne Gang zei, “[het is] geëvolueerd om meer verrijkend en participatief te zijn”. Dus, kunnen deze voorzieningen het nieuwe sociale weefsel in onze gebouwen zijn?
In de leersector zouden speelplaatsen ook een rol kunnen spelen als ‘placemakers’: van buitenleren tot lokale gemeenschapsevenementen in het weekend. Op die manier bouwen we een sterkere gemeenschapscohesie.
En niet te vergeten, zullen onze zorgvoorzieningen in de toekomst meer zijn dan alleen maar een voorziening. Het publieke domein van het ziekenhuis zal dienen als een genezingsruimte waar het landschap het herstel bevordert en dus een plek waar fysieke activiteit, stadslandbouw, gezonde voeding, etc. wordt gestimuleerd.
Maar de vraag blijft, waar vinden we meer ruimte in dichtbebouwde steden? Omdat we fysiek beperkt zijn om onze afstanden te bewaren en nog steeds niet ver mogen reizen, herontdekken we onze wijken. We gebruiken onze auto’s minder en nemen meer de fiets. Wegen waar verkeer verboden is, zijn veranderd in lokale speeltuinen. De herwaardering van onze vervoersmiddelen is vandaag de dag een hot topic: wat is een veilig alternatief voor auto’s voor mensen die bang zijn om het openbaar vervoer te nemen? Steden als Parijs, Brussel of Londen zullen de straten in hun centra gesloten houden voor auto’s, zelfs na afsluiting, om pendelen te bevorderen. Concepten zoals “the 15min city” of wandelbare buurten waren utopisch vóór Covid-19, maar nu hebben steden de drang om een veiligere en gezondere publieke ruimten aan te bieden. Bovendien is het investeren in een duurzamere openbare ruimte ook een steun voor de stad. Een netwerk van actieve verkeerswegen zou onze steden leefbaarder en veerkrachtiger kunnen maken en (groene) straten zouden een alternatief kunnen worden voor overvolle parken.
Alles is al begonnen met veranderen: vooruitgaan is niet meer zoals vroeger. Zowel op individueel als professioneel gebied, heeft deze ervaring onze manier van leven, investeren, werken, leren, consumeren en omgaan met elkaar veranderd. En (landschaps)architectuur heeft de kracht om dit nieuwe gedrag vorm te geven en te ondersteunen op verschillende niveaus.
Op niveau van een gebouw kan het de relatie tussen binnen en buiten versterken, biofiele ontwerpen bevorderen en meer (privé en/of gedeelde) buitenruimtes voorzien, zoals een binnenplaats, een voortuin, terrassen, etc. Balkons kunnen worden gebruikt voor hun architectonische aanwezigheid en hun groene prestaties (werpschaduw, toegang tot frisse lucht, enz.). Bovendien moet het toekomstige gebouw worden ontworpen voor een gevarieerde en rechtvaardige gemeenschap.
Op niveau van de buurt kan een goed doordacht straatbeeld de plint opnieuw verbinden met de publieke ruimte en de buurt betrekken via een actief programma.
Op niveau van de stad of regio moeten we pleiten voor een sociaal-economische veerkracht: een voedselcyclus die lokaal wordt aangestuurd om een nieuwe visie op de wereldeconomie te creëren. We zouden lokale ondernemingen kunnen identificeren om de publieke ruimte terug te organiseren op een manier die de buurt ondersteunt. Bovendien zorgt de kostprijs van deze ontwikkeling naar een groenere infrastructuur, zoals de productie van lokale grondstoffen (hernieuwbare energie en voedsel), ervoor dat de stad wordt uitgerust met een netwerk van zachte mobiliteit, parken, meer doorlaatbare oppervlakken voor een efficiënter waterbeheer, enz. Dit is een langetermijninvestering in de voordelen voor de volksgezondheid. De gezondheid, veiligheid en welzijn van de gebruiker zouden een absolute noodzaak moeten zijn.
Het publieke domein heeft ruimte om veerkrachtige verbeteringen te ondersteunen om zo onze steden flexibeler, aanpasbaar en vooral leefbaar te maken. Het vraagt alleen om een co-creatie-inspanning tussen professionals, overheden en gebruikers. Een duurzame veerkracht van het publieke domein kan ons klaarstomen voor de volgende crisis, maar het belangrijkste is dat het het antwoord kan zijn op de vele vragen die we eerder hadden.
Perspectief
Perspectief
Perspectief